Op reis
Op Open Monumentendag 2014 gaf ik in de Enterse Waarf een presentatie over het thema 'Op reis'.
Een samenvatting.
N35
"De straatweg van Nijverdal naar Wierden levert weinig bekoorlijks op. Tusschen beide vertoont het Notterveen eene vervelende vlakte.
...Vóór wij ’t logement van den gemeente-assessor Nollen bereikten, wachtte ons eene geduchte marteling op de straatsteenen. Voor een voetganger zal een wandeling daarover hoogst onaangenaam, voor een podagrist moet zij gruwelijk zijn.
Gaarne gelooven wij, dat zulk eenlijder uit het Vorstelijk ’s Hage, in den zomer van 1845 eene gezondheidstournée door Twenthe makende, op deze straat stil hield, en tegen den geregtsdienaar smeekend uitriep: "Een bankje van duizend Gulden geef ik hier voor één el asphalt!”
Regt geschikt was zulk eene straat, om als middel van ligchamelijke kastijding in ons nieuwe strafwetboek opgenomen te worden, in navolging van Hannover, waar men voorheen vadermoorders over een nieuwe steenweg hotste.
Die van den likdoorn is gesneden, al geschiedde het door een kunstenaar, wiens vaardigheid door een Koninklijk brevet werd verzegeld, doe eerst eene bedevaart naar Wierden, om te beproeven of zijne genezing probatum is, en ’t zal hem welligt een kostbare dankzegging in ’t Handelsblad besparen. Het Geldersche Hattem is tot hiertoe door menigeen de eer gegeven, dat nergens gevoeliger dan dáár de hobbeligheid van ’s menschen levenspad wordt herinnerd, en ook wij hebben eenmaal hierop Amen gezegd, maar thans is in ons oog het oude stadje die eerekroon ontvallen. Wij schenken die aan Wierden.”
Dat schreef Harm Boom in het najaar van 1846 in ‘Mijne Reisportefeuille’ op zijn reis van Zwolle naar Enschede.
Ik hoop niet dat mijn betovergrootvader Hendrikus van der Kolk dit reisverslag heeft gelezen. Het was zeker geen compliment voor hem.
De 28-jarige Van der Kolk kwam net drie jaar daarvoor met zijn pas getrouwde vrouw vanuit Ankum (Dalfsen) aan deze weg wonen en werd als kantonnier aangesteld op dit wegvak. Zijn taak was het beheer en het dagelijkse onderhoud aan de weg en aan de berm.
In 1829 werd de aanbesteding gehouden voor de aanleg van de zandbaan Zwolle-Almelo. Die werd gegund aan Marinus Oomen uit Prinsenhage. Kosten: f 34.600,--.
In 1831 had de Rijssense steenbakker Ter Horst (bekend van de latere jutefabriek) de klinkers geleverd om van deze weg een verharde weg te maken. Grote aantallen grondwerkers ('polderjongens') kwamen van heinde en verre op het karwei af. Ze legden de weg aan, maar maakten tegelijkertijd de omgeving onveilig.
Het vrachtrijden bereikte gelijk een ongekende omvang. Vele boeren hielden zich hiermee bezig. Ook was er dagelijks personenvervoer. De weg was dan ook een groot succes.
Overijsselse Courant, 1833
In 1839 passeerden maar liefst 28.000 wagens Nijverdal. Geen wonder dat de weg in de jaren daarna kapot werd gereden door vrachtkarren, o.a. die uit Westfalen met Bentheimer zandsteen met blokken van bijna 3 kuub en een gewicht van ongeveer 6,5 ton.
Ook de strenge winter van 1844-1845 had de weg geen goed gedaan.
De kritiek van Boom was ongetwijfeld helemaal terecht.
Nadat de aanleg van de weg Zwolle-Almelo was begonnen, werd ook de bouw van vijf tolhuizen tussen Raalte en Wierden aanbesteed. In totaal telde deze straatweg er negen.
Voor ieder voertuig dat van de weg gebruik wilde maken zou de tolboom niet eerder omhoog gaan dan wanneer er was betaald. Voetgangers waren vrijgesteld, net als paarden en rijtuigen die aan het Koningshuis behoorden of die uitsluitend gebruikt werden voor postdiensten, paarden van marechaussees en militairen en ongezadelde en onbeslagen veulens, zolang ze nog geen snijtanden hadden. Ook werd een uitzondering gemaakt voor het vervoer van mest naar het land, van landbouwproducten naar de boerderij en voor paarden en vee dat naar de wei moest. Al met al was een gewone reiziger met paard en wagen, op stap van Zwolle naar Almelo bij alle negen tollen f 1,80 kwijt. Dat was een flink bedrag in die tijd. Geen wonder dat vaak werd geprobeerd de tol te ontduiken. De snelste manier om dit te doen was natuurlijk te paard gewoon over de tolboom heenspringen. Een enkele waaghals probeerde met een noodgang om de boom heen te scheuren als daar ruimte voor was, in de hoop dat hij niet achterhaald werd. Soms probeerden voorbijgangers de tolbaas te intimideren. Als je elke week dezelfde slagboom moest passeren deed je dat niet. Sommige voerlieden verlieten de weg, om hotsend en botsend door het open veld in een grote boog om het tolhuis heen te rijden en verderop weer op de weg terug te komen, maar vaak liet de dichte bosschage dit niet toe.
De ophaalbrug met tolhuis bij de Regge, Nijverdal
Voor ieder voertuig dat van de weg gebruik wilde maken zou de tolboom niet eerder omhoog gaan dan wanneer er was betaald. Voetgangers waren vrijgesteld, net als paarden en rijtuigen die aan het Koningshuis behoorden of die uitsluitend gebruikt werden voor postdiensten, paarden van marechaussees en militairen en ongezadelde en onbeslagen veulens, zolang ze nog geen snijtanden hadden. Ook werd een uitzondering gemaakt voor het vervoer van mest naar het land, van landbouwproducten naar de boerderij en voor paarden en vee dat naar de wei moest. Al met al was een gewone reiziger met paard en wagen, op stap van Zwolle naar Almelo bij alle negen tollen f 1,80 kwijt. Dat was een flink bedrag in die tijd. Geen wonder dat vaak werd geprobeerd de tol te ontduiken. De snelste manier om dit te doen was natuurlijk te paard gewoon over de tolboom heenspringen. Een enkele waaghals probeerde met een noodgang om de boom heen te scheuren als daar ruimte voor was, in de hoop dat hij niet achterhaald werd. Soms probeerden voorbijgangers de tolbaas te intimideren. Als je elke week dezelfde slagboom moest passeren deed je dat niet. Sommige voerlieden verlieten de weg, om hotsend en botsend door het open veld in een grote boog om het tolhuis heen te rijden en verderop weer op de weg terug te komen, maar vaak liet de dichte bosschage dit niet toe.
In 1900 verdwenen alle rijkstollen, in 1906 die van de provinciale wegen en nog weer later ook de particuliere tollen.
Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant
Boom schreef verder in zijn reisverslag: "Het vervoer per as heeft op de straatwegen ’t luttel aanzien dat de zompen nog hadden, een gevoelige knak toegebracht.”
Voor wat betreft die 'een el asphalt' is het helemaal goed gekomen. En er komt nog heel veel meer!
Van der Kolk woonde destijds ter hoogte van deze hectometerpaal.
Zandwegen
De voerlieden (vaak boeren) hadden in de winter het probleem dat ze bij invallende zware dooi hun vracht met geringe zwaarte op de straatweg mochten vervoeren. Dat was b.v. het geval tijdens de winter 1844-1845. (Een jaar voordat Boom hier reed.) Vooral in herfst, winter en voorjaar veranderde neerslag de merendeels onverharde wegen in modderpoelen, waar voor rijtuigen en paard en wagen vaak geen doorkomen aan was. 's Zomers waren de zandwegen daarentegen droog, mul en stoffig.
De voerlieden (vaak boeren) hadden in de winter het probleem dat ze bij invallende zware dooi hun vracht met geringe zwaarte op de straatweg mochten vervoeren. Dat was b.v. het geval tijdens de winter 1844-1845. (Een jaar voordat Boom hier reed.) Vooral in herfst, winter en voorjaar veranderde neerslag de merendeels onverharde wegen in modderpoelen, waar voor rijtuigen en paard en wagen vaak geen doorkomen aan was. 's Zomers waren de zandwegen daarentegen droog, mul en stoffig.
Rijssenscheweg
Nijverdalscheweg |
Almeloscheweg |
Zuiderstraat, Enter (‘De wegen zijn des zomers zandig en des winters drekkig.’)
Een ander probleem was later dat men op de nieuwe klinkerwegen drie keer zoveel als vrachtprijs moest betalen.
Tol
In 1405 werd er een dijk gelegd van Almelo door het moeras naar Wierden. Daarom liep de (post-) weg van Deventer naar Bentheim via Wierden. De Graaf van Almelo mocht midden in het dorp tol heffen bij herberg Het Schottenhuis, het latere hotel De Zwaan. Het was een mijlpaal op de eenzame weg. De kastelein hoorde hier het laatste nieuws. De tolboom fungeerde als poort: ‘Wierden, de poort van Twente’.
Bij het Schottenhuis (het latere De Zwaan) was een tolboom
Wagens
De kleedwagen met of zonder huif getrokken door één of twee paarden was eigenlijk hét dagelijks vervoermiddel.
Begrafenis Voor een bruiloft werd de kleedwagen versierd
met papieren 'reuskes'.
'Boon-Herman'(Roetgerink) met zijn vrachtkar.
(foto: www.entersnieuws.nl)
Naar de markt en de haven vol gepakt met allerlei goederen of levende have namen handelaren de kleedwagen mee naar de markt.
De wekelijkse marktdag op de Brink in Den Ham
Of naar de haven, waar goederen werden overgepakt in/uit de zompen.
Een houten hijskraan moest het zware hijswerk verlichten.
Een houten hijskraan moest het zware hijswerk verlichten.
De haven in Almelo
Zo’n hijskraan had ook Antoni Borgerinck van het Catteler rond 1750 laten aanschaffen bij overslaghaven en schippersherberg Binnengait in Enterbroek. Vanwege een goed vervoer legde hij een weg aan naar Delden en verbeterde hij de wegen naar Almelo en Borne. Er werd een pakhuis/doorrijschuur gebouwd met aan weerszijden grote dubbele openslaande deuren. Ook vernieuwde hij hier de brug over de Regge. De zaken gingen erg goed en hij hoopte zijn forse investeringen terug te verdienen.
Binnengait
Zompen
De schippers konden met hun zompen eigenlijk alleen maar in het voorjaar en in het najaar varen op de Twentse beken. In de zomer was er weinig of geen water in de Twentse beken. De met goederen beladen zompen liepen vast. Dan legden de schippers een paar honderd meter verder een dammetje, waardoor het water steeg, de zomp weer vlot kwam en als dan de dam werd doorgestoken dreef de zomp op de waterstroom verder tot de volgende hindernis (‘Varen waar geen water was’).
In de winter waren de beken vaak ook nog bevroren.
(‘Des zomers bijna overal droog en zoveel stroomende des winters over.’)
De zomp van Jans ten Berge
De scheepvaart was bittere noodzaak voor het goederenvervoer tussen Twente en Deventer en Zwolle. Vanaf Enter was de Regge bevaarbaar. Deze verbond Twente via de Vecht met Zwolle en via de Schipbeek met Deventer. Je kon het zo gek niet bedenken of het werd met zompen vervoerd: hout, gerookte/gezouten hammen, klompen, kazen, staartklokken, meubels (kabinetten), bonen, erwten, haver, gruttenmeel, dakpannen, aardewerk, turf, rogge, jutezakken, textielproducten, zandsteen, ruwe katoen/jute, riet, inboedels, bakstenen, ossen luidklok, schoolkinderen, kerkgangers en in 1672 manschappen/ kanonnen/proviand.
Twickelervaart
Toen de heer van Twickel, Carel George, in 1771 een kanaal (Twickelervaart) wilde graven van schippersherberg Carelshaven in Delden naar Enter, maakten de Juffers Swanida en Gerhardina Borgerinck van het Catteler bezwaar. Na wat verzet en enkele incidenten tijdens de graafwerkzaamheden deden de Juffers nog een voorstel om de Twickelervaart niet bij Enter, maar bij Catteler te laten uitmonden. Zo kon de overslagfunctie van Binnengait behouden blijven en waren de inkomsten van de herberg ook verzekerd. Tevergeefs, want na het overlijden van Juffer Gerhardina en na betaling van een schadevergoeding door o.a. Juffer Swanida werd de Twickelervaart doorgetrokken en mondde ten oosten van Enter uit in de Regge. Enterbroek verloor zijn overslagfunctie ten gunste van Delden.
Weg, kanaal, spoor
Rond 1825 beleefde de zompvaart haar beste tijd.
Vanaf 1834 werd het allengs minder. In dat jaar werd namelijk de zandweg Zwolle - Almelo verhard. Vanaf 1855 werden de Overijsselse kanalen gegraven.
Een andere concurrent werd de stoomlocomotief. In 1881 kwam eerst de spoorlijn Zwolle – Almelo, daarna in 1888 de spoorlijn Deventer - Almelo en 1910 de spoorlijn Neede - Hellendoorn.
station Wierden station Enter
Op zijn beurt stortte nu ook het vrachtverkeer grotendeels in.
Familie
Even weer terug naar Binnengait in Enterbroek. Hier tegenover lag sinds 1382 het Catteler of Kattelaar. Mijn betovergrootvader Hermannes Morsink kocht in oktober 1837 het nog overgebleven bouwhuis (waarschijnlijk uit 1685) dat op de plas (=erve) van het Kattelaar stond. Een maand daarvoor was hij getrouwd. Twee jaar later ging dit jonge gezin vanuit Elsenerbroek er wonen.
Zijn kleindochter, mijn opoe, Willemina Morsink (‘Mina van Plas’) werd geboren in 1891.
Zij trouwde in 1917 met mijn opa Jan Roelof Langenhof (‘Jan van Pas’). (Mijn stamgrootouder Wolter op den Langenhoff was in 1674 één van de 46 Enterse zompschippers.) Sinds 1816 woonde de familie Langenhof op boerderij de Past of Pas aan de Langevoortsweg (v.h. De Bourgondische/Twentse Hoeve) in Enterbroek.
Zij trouwde in 1917 met mijn opa Jan Roelof Langenhof (‘Jan van Pas’). (Mijn stamgrootouder Wolter op den Langenhoff was in 1674 één van de 46 Enterse zompschippers.) Sinds 1816 woonde de familie Langenhof op boerderij de Past of Pas aan de Langevoortsweg (v.h. De Bourgondische/Twentse Hoeve) in Enterbroek.
Mina Morsink en Jan Langenhof gingen wonen aan de Rijssensestraat 128 in Wierden.
Behalve hijzelf werkten ook meerdere knechten en later zijn twee zoons in de wagenmakerij.
Zij legden zich vooral toe op het maken van boerenwagens, kleedwagens, stortwagens, kruiwagens, kleine karren en ploegen.
De achterkant van de wagens werden meestal voorzien van een hart, soms ook wel met klavermotieven en een jaartal.
Langenhof was lid van de Twentse Bond van Wagenmakers en op de openslaande grote deuren zat een emaille bord als teken van vakbekwaamheid.
Eind jaren ’50 van de vorige eeuw kwam flink de klad in het werk. De opmars van wagens met rubberen banden was niet langer meer te stuiten. Langenhof sloot de deuren.
Restauratie
Stichting Wagenmakerij Langenhof wil met de restauratie van de bijna 100 jaar oude wagenmakerij niet alleen een fraai beeldbepalend pand voor Wierden bewaren, maar ook het ambacht de aandacht en waardering geven die het verdient.
De Enterse Waarf 'De Vriendschap'
Bronnen:
Mijne reisportefeuille, H. Boom, Koninklijke Drukkerij & Uitgeverij Erven J.J. Tijl N.V. Zwolle, 1954
Varen waar geen water is, Drs. G.J. Schutten, Uitgeverij Broekhuis/Hengelo, 1981
Varend langs de Regge, G. Kraa, Uitgave De Regionale Stichting Enterse Zomp, 2011
Kattelaar Enter groter dan Oosterhof in Rijssen, Marcel Tettero
De spoorwegarchitectuur in Nederland 1841-1938, Drs. H. Romers, De Walburg Pers, 1981
Enterse zomp
St. Wagenmakerij Langenhof