Vanaf de eerste Adventszondag tot Driekoningen op 6 januari mag geblazen worden op de midwinterhoorn.
Oorsprong
De oudste betrouwbare afbeeldingen van op midwinterhoorns lijkende instrumenten duiken op omstreeks 800 in de omgeving van Luik en Reims. Ook uit de tiende eeuw is een afbeelding bekend van een muzikant met een midwinterhoornachtig instrument. De oudste vermelding van de midwinterhoorn is uit een oorkonde uit 1485 in het Duitse Sonsbeck bij Kevelaer. Het gebruik stamt uit de late Middeleeuwen en de hoorn had evengoed kersthoorn kunnen heten. In het Twents kende men niet het woord kerstmis, wel mirreweenter.
In 1655 was het
in Nedersaksen en Westfalen gebruikelijk dat herders en jonge knapen met hun
maximaal 1.50 meter lange houten hoorns blazend naar de kerk togen, het zgn.
‘Adventsblasen’.
Oorspronkelijk
zullen de hoorns in het dagelijks leven als signaalhoorn dienst gedaan hebben.
Eind 18e eeuw mochten de rooms katholieken in
Twente hun godsdienst niet in het openbaar belijden. Zo is bekend dat de drost
destijds op inspectietocht uitreed om weerbarstige pastoors en gelovigen op
heterdaad te betrappen. Echter, zijn komst werd al lang tevoren gemeld. Door de
midwinterhoorn.
Ook is het
verhaal bekend dat stropers werden gewaarschuwd voor de veldwachter.
In de
Achterhoek gebruikten boeren rond 1815 de hoorns om smokkelaars te waarschuwen
voor de komst van de douaniers.
Tijdens de
Tweede Wereldoorlog werden midwinterhoorns in Twente ook gebruikt door boeren
als signaalhoorn bij dreigende razzia’s en de komst van controleurs.
Hoe het ook
zij, sinds mensenheugenis klinkt de hoorn alleen in de midwintertijd.
Waarschijnlijk
dankt de midwinterhoorn zijn ontstaan aan de koehoorn van de herders. In
Markelo gebruikt men nog steeds de ossenhoorn als midwinterhoorn. De ossenhoorn
kan worden beschouwd als de voorloper van de midwinterhoorn. De
Hebreeuwse ‘sjofar’ komt ook van een dier. Deze hoorn wordt dikwijls bespeeld
door de Joodse rabbi tijdens de diensten in de synagoge. Ook de sjofar is
voorzien van een mondstuk en is vooral bij het invallen van de duisternis in
gebruik, net als het blazen in Twente op de midwinterhoorn.
De reizende
journalist Harm Boom schreef in ‘Mijne Reisportefeuille’ in 1846:
"Tegen
Kersttijd hoort men in de buurtschappen van Tubbergen, vooral bij stil en zacht
weder, de toonen der schalmei. En als de kerstnacht daar is, gaan deze
schalmeispelers, meest allen schaapherders, spelende op naar het Huis des
Heeren, om er het ‘Kindeken’ in vroomen ootmoed te begroeten. Na Nieuwjaar
wordt deze muzijk niet meer vernomen.”
Zijn
beschrijving komt overeen met het gebruik in Oldenburg (Dld).
De herders
spelen een belangrijke rol in het verhaal van Christus’ geboorte. Zij zouden
dat eeuwenlang blijven doen. Blazend op de hoorns, die tot hun uitrusting
hoorden. "Niet om de boze Wintergeesten te verdrijven, zoals romantisch
ingestelde folkloristen ons willen doen geloven waarmee het
midwinterhoornblazen zijn oorsprong zou vinden in de prehistorie, maar om
Christus’ komst op aarde aan te kondigen”, schreef Everhard Jans. Zelfs de
bekende Twentse folklorist Adriaan Buter schrijft in 1985 dat het
midwinterhoornblazen een christelijk religieus gebruik is.
Alle na te
trekken historische gegevens over het midwinterhoornblazen hebben betrekking op
de verkondiging van de komst van Christus op aarde en de begeleiding van de
kerstdiensten.
In de
adventstijd heeft sinds heel lang in Twente (vroeger ook in een wijder gebied,
in Gelderse Achterhoek, Drente, Westfalen en Bentheim) de midwinterhoorn
geklonken.
Op 18 december
1949 was er in Twente voor het eerst sprake van georganiseerd blazen op de
midwinterhoorn. Die avond, om 19.00 uur, stond Bernard Boomkamp uit Hertme met
zijn hoorn bij de put op het erf van de Vrielinksboerderij. Hij zond de
weemoedige boodschap van het naderende kerstfeest de ether in en vervolgens
plantte het geluid, overgenomen door plaatselijke blazers zich voort van
buurtschap tot buurtschap. Via de essen werd de eeuwenoude roep uiteindelijk
tegen 22.30 uur vanuit Losser en Denekamp beantwoord. Een nieuw bestaan voor de
midwinterhoorn was begonnen.
Op initiatief van de Midwinterhoorngroep Twenterand werd vorig jaar, 50 jaar na Hertme, deze estafette met groot succes opnieuw in Twente georganiseerd.
Wedstrijd
In 1953 gaven
een aantal boeren in havezathe Everlo in Rossum het voortbestaan van het
midwinterhoornblazen een stevige basis door de instelling van een jaarlijks
concours voor groepen midwinterhoornblazers. In de jury zaten o.a. architect
Jan Jans en dirigent Toon Borghuis. Borghuis merkte op dat "het een
vloeiende, rustige melodie moet zijn; een roep van de ene boer naar de andere.
Dat is het echte midwinterhoornblazen, zoals het in de adventstijd tegen de
avond te beluisteren is in Oost-Twente, wanneer het uren ver in het rond van de
ene boerderij naar de andere wordt doorgegeven.”
De mannen van het Everlo stichtten de ‘Kemissie veur ’t Mirreweenterhoornbloazen’ op. Deze organiseerde op Tweede Kerstdag 1953 het eerste concours voor midwinterhoornblazers.
Opvallend was dat er bij deze wedstrijd geblazen werd op hoorns van blik of gegalvaniseerd plaatijzer, die in de dertiger jaren de mooie houten hoorns hadden vervangen. Het was gemakkelijker om er op te blazen en ze waren duurzamer. Borghuis: "Op ’n doer mu’t te wi’j weer naor ’t haolt.” Een jaar later hadden alle deelnemers een echte midwinterhoorn, een houten. Vanaf 1955 werd door de senioren gestreden om de zilveren hoorn, vanaf 1961 door junioren.
Uniek
Toon Borghuis: "Het is niet alleen enig in Nederland, het is uniek in de wereld. En of je nu op de wedstrijd eerste of laatste wordt, dat is niet belangrijk. I’j bloast veur ’t Kerstkind! Bloast deur, leer ’t oew kinder!”
An
de krubbe
In
’t aarmlijk krubken, bie weentersken nacht,
Doar
lig ’t Jesuskeendke – now zeet toch: ’t lacht!
Maria
vrög Josef, woarum ’t Keend nich slöp!
‘Het
wil nog nich sloapen – ’t mirweenterhoarn röp’.
En
Josef döt still’kes de staldeur ’n luk lös;
‘Now
heur toch, Maria, hoo mooi of ’t blös!’
En
dóár zeengt de klokken – ze luudt ’t allen kaant,
En
beiert weer vreade in heel Tweantelaand.
Leev’Jesus
mös sloapen, leev’ Jesus weaz’ stil.
Het
doot alle engel wat ’t Keendke mear wil;
Zee
zeengt er van Gloorja, dat ’t soest deur de beum.
Mien Kindeke slöp now en lacht in den dreum.
Toon Borghuis
Hoorn maken is secuur werk
De hoorn wordt
gemaakt van de stam van berken, elzen of wilgenhout. Voor het vinden van
geschikt hout moet men op zoek langs akkerwallen of waterkanten waar jonge
bomen al tijdens de groei de juiste kromme vorm hebben gekregen. Het hout wordt
met een trekmes in vorm gebracht en vervolgens in de lengte doorgezaagd. Het
uithollen met een guts is dan een secuur werk en vereist de nodige ervaring.
Bij het uithollen blijft een wanddikte van ongeveer 1 cm over. De hoornhelften
kunnen ‘nat’ met biezen of ‘droog’ met lijm aan elkaar worden gezet.
In de
garagekelder onder de Puntkolk in Vroomshoop leert Wim Lievers enthousiaste
blazers hoe van een boomstam uit het Zandstuvebos een hoorn gemaakt wordt. Na
afloop krijgen zijn cursisten zelfs een diploma.
Tegenwoordig
raakt ook steeds meer in zwang de zogenaamde latjeshoorn, die gemaakt wordt van
meerdere aan elkaar gelijmde latjes.
Het mondstuk (‘de happe’) wordt gesneden van een takje eenjarig vlierhout. Deze wordt uitgehold en aan het einde waarop men blaast schuin afgesneden en vervolgens in de hoorn bevestigd. Op deze happe worden met de lippen de tonen gevormd. Het blazen is een zwaar werk en lang niet iedereen verstaat die kunst. De toonomvang van de midwinterhoorn ligt bij een normale oefeningsconditie rond de zes tonen, maar de ‘oale roop’ is al te blazen met 3 tot 4 tonen. Dit kan alleen met de juiste lipspanning en ademtechniek.
Dit artikel is ook te lezen in kwartaalblad 't Middendorpshuis, een uitgave van de Oudheidkundige Vereniging Den Ham - Vroomshoop, 2010/4.
Klik hier voor de site van Stichting Midwinterhoornblazen Twenthe.
Klik hier voor de site van Midwinterhoorngroep Twenterand.
Klik hier voor bezoek midwinterhoornblazers Heidy van der Kolk en Fons Veneberg aan Radio 538.
Bronnen:
Het midwinterhoornblazen, Twents
Gelderse Uitgeverij De Bruyn-Oldenzaal, Everhard Jans
Midwinter in Twente, uitg. Van Deinse Instituut-Enschede, Han Hottenhuis
Muddewinterhoorn
Ne moand veur muddewinter
As den advent begint,
Tot weer de daege lengt en
Dreekoningen der zint,
Nemp mennig boerenjongen
In ’t Noordlijk Twentelaand,
Met ’t vallen van den oavend
Den hölten hoorn ter haand
En boaven d’oale putte,
Den misschien eeuwen steet,
Zink muddewinterhooren
Zien oald eentoning leed.
En hank den blaanken giezel,
En geet de vos zien gaank ….
’t Klinkt uren wied in ’t roone
Het klaegen van den klaank ….
Zoo hef det wondre roopen
Al eeuwen deur bestoan,
Is ’t muddewinterbloazen
In ’t Twentelaand verstoan,
Langs oale eekenbeume
En greunen roggekaamp,
As hàd de daege kotten
En ’t barre winter kwaamp.
Ik bidde oew, Twentsche vèènte,
Hoalt ’t oald gebruuk in staand,
En bloas vedan de bosschop
Tèèns an de puttenraand.
Johanna van Buren
november 1930
Uit: Krönnenzommer, Uitgave W. Hilarius Wzn's drukkerij en uitgeverij n.v., Almelo, 1948
Dit is echt wel een heel foute ansichtkaart. Aan de groene bomen en struiken te zien is het hier zomer. Dan mag er absoluut buiten niet geblazen worden!