De schaatsen van Henk Bonthuis

Tip vooraf: Voor wie meer wil weten over de bijzondere collectie oude schaatsen van Henk Bonthuis uit Den Ham moet rekening houden met een urenlange uitleg van een gepassioneerd verzamelaar. Het heeft mij absoluut niet verveeld toen ik, in de koudste week van januari 2007 met temperaturen van rond de –7 graden en de enige (?) schaatswedstrijd van deze winter op natuurijs, sprak met Henk Bonthuis.

Ons gesprek begint met zijn nieuwste aanwinst: de bijzonder zeldzame zaagschaats. Hij kocht twee paar bij IJzerwarenhandel Dam in Vroomshoop, die vorig jaar december de winkel sloot. Bonthuis is er maar wat trots op. De witte zaagschaats –voorzien van een nog gloednieuw prachtig gekleurd etiket- is bijzonder, omdat er slechts tweeduizend van zijn gemaakt. De heren Netelenbos (uit Indië) en Rohof (uit Almelo) kwamen in 1955 met het idee. De schaats zou erg geschikt zijn voor het afzetten tijdens het hardschaatsen. De schaats kwam in productie onder het handelsmerk Nero en werd gemaakt door de bekende schaatsenmaker Vonk in Oudeschoot. Prijs: 15 gulden. Het werd een grote flop. Op latere leeftijd zou Rohof gezegd hebben dat hij er nog jaren ‘krom’ voor heeft moeten liggen.

Een andere flop werd de aluminiumschaats van Batavus en Vonk. Aan deze in de jaren 1936/1937 vervaardigde schaats klonterde zoveel opspattend ijs en sneeuw vast dat er niet mee viel te schaatsen.

Voor de makers en de liefhebbers van schaatsen mogen de zaagschaatsen en aluminium-schaatsen een flop zijn, niet voor de verzamelaars.

Zo’n 20 jaar geleden begon Bonthuis met een doos vol schaatsen. Hij ontdekte de gigantisch grote verscheidenheid. Maar het was vooral het boekje van A.C. Broere "Schaatsen en schaatsen-makers in de 19e en 20ste eeuw” wat destijds de aanzet gaf tot zijn verwoede verzameling. In 1992 kwam hij in aanraking met de uit ongeveer 150 leden tellende schaatsverzamelaarsclub ‘De Poolster’. Hier werden veel schaatsgegevens uitgewisseld en verruilde hij menige schaats met andere liefhebbers. Veel rommelmarkten werden daarna bezocht en Bonthuis’ enthousiasme was niet meer te stuiten! Zijn collectie bevat nu zeker 300 schaatsen. De laatste jaren weet Henk Bonthuis zijn collectie niet meer te vergroten door rommelmarkten te bezoeken. Daarvoor heeft hij al teveel unieke exemplaren in zijn bezit.

Bonthuis laat zich goed documenteren. Zo schafte hij de ‘schaatsbijbel’ bij uitstek aan: "Van glis tot klapschaats” van Wiebe Blauw.

De eerste schaatsen zijn van rond 1225. Het was niet veel meer dan een bot of pees. Henk heeft er één in zijn collectie. Bekend is dat tot 1800 kinderen in Oostenrijk nog leerden schaatsen op deze glissen. In ons land kwam bij zijn opgravingen in Friese terpen Van Giffen ook glissen tegen.

Veel over allerlei typen schaatsen raakte bekend via de geschilderde wintertaferelen van beroemde schilders als Breugel en Hendrik Averkamp. Op een houtgravure uit 1498 is te zien hoe de heilige Lydwina van Schiedam op het ijs viel met haar houten schaatsen met ijzers.

Ook in musea is nog veel ‘prachtig spul’ te zien, b.v. in het Eerste Friese schaatsmuseum in Hindeloopen. Verder ook tijdens wisseltentoonstellingen in onder meer Sappemeer, Sneek en nu in Leeuwarden.

Henk exposeerde diverse malen. Zo was zijn fraaie collectie al eens te bekijken in de Peddemors-boerderij en in het Historisch Museum Vriezenveen. Volgend jaar winter staan zijn schaatsen te kijk in de bibliotheek van Ommen.

Bijzondere exemplaren

De ware verzamelaar heeft geduld om net die ene schaats te bemachtigen. Zo ook Henk Bonthuis. Tijdens zijn expositie in de Peddemorsboerderij in Vriezenveen werd hij gebeld door één van de bezoekers, een mevrouw uit Lemelerveld. Zij had schaatsen op pootjes. Of Henk ook belangstelling had. Henk nam een boek mee waarin een afbeelding van de betreffende schaats uit 1910 stond. De mevrouw wilde weten wat er met de schaatsen zou gebeuren als Henk er niet meer was. Henk wilde na 2 uur druk heen en weer praten de deur niet uit zonder deze schaatsen. Hij bedacht zich niet lang en gaf gelijk een diplomatiek antwoord: naar het museum. Toen was het goed.


Veel langer dan deze twee uur duurde het voordat hij één van zijn mooiste schaatsen kon toevoegen aan zijn collectie, drie jaar! Op het moment dat een oude vrijgezel aan de Eerste Blokweg in Vroomshoop het hooi binnenhaalde was Henk zo vrij om nog maar ’s weer te vragen naar die ene schaats. Na even wat zoeken op de hooizolder kocht hij een prachtig Fries model schaats uit 1850. Bonthuis: "Deze schaats heeft het begin van Vroomshoop meegemaakt!” Thuis maakte Henk dit bijzondere exemplaar schoon, knapte hem op en zette hem uiteindelijk in het vet.


Ander opvallend exemplaar is de Twentse krulschaats. Aan het begin van de vorige eeuw werd de krulschaats verboden. De schaats zou gevaarlijk zijn bij het vallen op het ijs. Bovendien gebruikten ondeugende mannen en jongens de krul om achter de rokken van de vrouwen en meisjes te haken. De krul moest eraf gezaagd worden. Later kwam er een schaats met veiligheidskrul. Het hout liep dan tot over de ijzeren krul heen.

Een andere schaats, die bekend werd vanwege zijn veiligheid, was de doorloper. Deze voorkwam het achterover vallen.

Voor wie ook een schaatscollectie wil beginnen, moet flink in de buidel tasten: de Twentse krulschaats kost 500 euro, de gewone Hollandse krulschaats 300 euro en de uitzonderlijk fraaie zwanenschaats leverde bij een veiling in Lelystad 2 duizend euro op. Bonthuis: "Je gaat watertanden als je die zwanenschaats ziet met zijn mooie krul voor en achter. Tegenwoordig moet je daarom ook oppassen dat je geen namaak koopt.”

Maar gelukkig wist Henk ook goedkopere te bemachtigen. Zo kocht hij in ruil voor een tank benzinegeld een exclusief exemplaar.

Henk Bonthuis bedenkt zich wel eerst voordat hij een geldbedrag noemt voor een te verkopen schaats, want "je bent zo de schaats kwijt en je krijgt hem nooit meer terug”.

Henk bezit verder veel unieke schaatsen. Zo heeft hij de zogenaamde hanekamschaats en de koninginneschaats met w-vormig leertje (De w van Wilhelmina).

De klapschaats is één van de laatste schaatsvindingen. Dacht u. Het systeem van de klapschaats was 100 jaar geleden al bekend. Om precies te zijn in 1884 werd er al patent op aangevraagd. Echter, de schaats werd toen niet in productie genomen, omdat niemand er wat in zag.

Een andere wel heel bijzondere schaats is de schaats uit 1880 waarbij je het ijzer kunt omwisselen. De ene kant met een breed draagvlak gebruik je voor zwierschaatsen en de smalle kant voor het hardrijden.

Voor zijn exclusieve collectie verzamelt  Henk Bonthuis ook dingen die met het schaatsen te maken hebben. Zo tikte hij in Vriezenveen een schaatsstok op de kop. Met deze stok in de hand schaatste men met z’n tweeën of drieën achter elkaar. Ook trof hij de verkoper van een schaatsslijpblok. Hierin kun je het ijzer van de schaats in vast klemmen om hem vervolgens langs een slijpsteen te houden.

De Kollendiek

Henk Bonthuis herinnert zich hoe hij in de 50tiger jaren schaatste op IJsbaan De Kollendiek in Den Ham. Daarvoor schijnt er een ijsbaan geweest te zijn bij De Groene Jager. Voor de warme chocolademelk, koek en snoep konden schaatsers terecht in de koek en zoopie (een kraam met tentdoek) van Thijs van Waveren. Van Waveren huurde van Mientje van Leusink het café op De Brink (Later: Van de Berg). Henk vertelt dat de kinderen helemaal achteraan op de ijsbaan tegenover de kraam hun ijsplezier beleefden. Het schoonrijden mag, dankzij allerlei dancing-on-ice-programma’s op tv weer helemaal in zijn, op de Kollendiek werd door de nu 70- en 80-jarigen volop gedaan aan het schoonrijden. Dit gebeurde in het midden van de ijsbaan. Daar omheen verreden de hardrijders hun baantjes. In die tijd schaatste Henk zelf op ‘snoekies’ (een houten schaats met vooraan het model van een vis).

Schaatsenmakers

De grootste schaatsenmaker van Overijssel was Gorter in Zwolle. In zijn stoomschaatsenfabriek maakte hij schaatsen onder de naam Hercules.

Twente had weinig schaatsenmakers. Bonthuis verklaart dit door het gebrek aan stilstaand water. Twente had immers veel beken met stromend water wat niet gauw bevriest. Toch is er één schaats die in Twente grote bekendheid genoot, maar waarvan er nog slechts enkele van over zijn: de Twentse krulschaats (met platte krul). Deze schaats werd tussen 1850 en 1900 in en rond Almelo gefabriceerd.

In tegenstelling tot veel anderen kon Vonk uit Oudeschoot leven van het maken van schaatsen. Voor andere schaatsmakers was het vaak een bijproduct. Vooral in de slappe wintertijd voorzagen de smid en de timmerman zich zo van enige bijverdienste.

In Vroomshoop maakte smid Heikens aan de Hammerstraat zelf geen schaatsen, wel verkocht hij ze. De vrijgezelle wagenbouwer Eggens aan de Noorderweg in Vroomshoop repareerde zelfs op 80-jarige leeftijd nog wel de houtjes wanneer deze waren afgebroken.

Net buiten Twenterand, aan het kanaal in Beerzerveld, maakte smid Meinderink ’s winters schaatsen. Timmerman Olsman uit Bergentheim (broer van houtzager Olsman, Den Ham) maakte de houtjes.

Begin 1900 maakte J.A. Henckels (ook bekend van de gelijknamige scharenfabriek in Vroomshoop) in het Duitse Remscheid puntschaatsen. Bonthuis: "Het is aardig om er ook zo een tussen te hebben”.

Heb je het over schaatsen, dan heb je het over Nooitgedagt in IJlst. Deze fabriek stopte in de jaren ‘60 van de vorige eeuw. Nooitgedagt maakte schaatsen voor 60 gulden, maar in Japan kon men ze eind jaren ‘50 maken voor 7,50 gulden. De één na de andere fabriek stopte ermee.

Met de nieuwere vindingen verdwenen veel oude houten schaatsen met het huisafval op de vuilnisbelt. 

Schaatswedstrijden

In de tijd van 150 tot 200 jaar geleden waren enkel paard, koets en schip die je konden vervoeren. De meeste mensen gingen te voet. Was er ijs en kon je schaatsen, dan ging je met 30 km per uur toch wel heel erg snel. Op de kanalen kon je zo grote afstanden afleggen.

De schaatser die het voor het eerst aandurfde om zich als snelste op het ijs te begeven, vermeldde zijn naam op de houten balk in één van de cafés aan het kanaal. Het spoorde anderen aan dit te evenaren, met schaatswedstrijden als gevolg. Net als bij de paardenrennen werd er flink gegokt. Gokken was verboden, behalve op het ijs. Vermogens werden er vergokt. Gemeenten maakten later verordeningen waarbij dit gokken verboden werd. De snelste schaatser kreeg destijds ook flinke geldbedragen die konden oplopen tot 800 gulden. Verschillende schaatsers verdienden er zo hele boerderijen mee. Zo’n schaatswedstrijd werd vaak door de kastelein georganiseerd. Hij vroeg daarbij een tweederangs muzikant om de sfeer te verhogen.

De notabelen van het dorp of stad organiseerden schaatswedstrijden voor spek en bonen. Zij beleefden een middag plezier aan deze liefdadigheidswedstrijden waar enkel werklozen en ‘behoeftigen’ aan mee konden doen met als hoofdprijs 2 pond spek en een kop bonen. De overigen kregen een klein etensmaal mee naar huis. Deze zogenaamde spekrijderijen waren geen echte wedstrijden. De deelname was daarentegen wel groot: op 12 januari 1893 deden maar liefst 976 deelnemers mee. De laatste voor-spek-en-bonenwedstrijd werd in 1955 in Bedum gehouden.

In 1809 waagden vrouwen zich aan ‘hardrijden voor vrouwspersonen’. Met lange rokken ging dat erg lastig en werd je bovendien aërodynamisch gezien niet de snelste. Trainingspakken kenden zij niet, dus schaatsten zij in ondergoed. Daar werd schande van gesproken: "Welk eene persing der scherpe winterlucht op hare longen; welke overmatige beweging en of liever zigtbare verwringingen en folteringen van een teder ligchaamsgestel; welke inwendige spanning der spieren en verhaasten omloop of jagen des bloeds en vochten door de aderen en zwakke vaten, hadden alzo niet de arme meisjes te verduren, die haar eigen gevaarvollen toestand niet inzagen of kenden. Behalve het onderrokje, den halsdoek, muts en borstrok staat zij daar gansch ontkleed.” (Uit: Op bevroren water, René Diekstra)

De winter zorgde dus voor veel vertier op het ijs. Het was ook een van de weinige sport-mogelijkheden. Het aanbod was toen nog niet zo groot als vandaag de dag.

Tot slot

Het kwam ook in deze ijskoude winters natuurlijk nogal eens voor dat een jongen een meisje wilde versieren. Verkering kreeg je als je jouw liefje schaatsen gaf. Weigerde ze, dan ging de verkering niet door.

Het hebben van een paar schaatsen was in 1900 een groot bezit. Ze kostten destijds 6 tot 7 gulden, een weekloon. In grote gezinnen had daarom niet iedereen een paar. Kinderen schaatsten om de beurt of om de andere dag. In testamenten werd beschreven hoe, behalve zaken als tabaksdozen, ook de schaatsen moesten worden vermaakt.

Er zijn veel spreekwoorden en zegswijzen bekend, b.v. een scheve schaats rijden, zich op glas ijs begeven.

Henk leerde als kind schaatsen, zoals de meesten, achter een stoel op een sloot bij zijn huis.

Onder de titels "Op bevroren water", ‘Schaatsend Nederland door de eeuwen heen” en "Nederlandsche Winters van weleer” schreef René Diekstra lezenswaardige boeken met erg veel mooie illustraties over de schaatsgeschiedenis.


Hendrik Averkamp


Dit artikel is ook te lezen in kwartaalblad 't Middendorpshuis, een uitgave van de Oudheidkundige Vereniging Den Ham - Vroomshoop, 2007/1.

Ook op: HISTORIEK 

 

naar boven